enkelvoud meervoud
accuracy accuracies

accuracy

  1. juistheid
    «The accuracy of that statement could not be confirmed.»
    De juistheid van die verklaring kon niet bevestigd worden.
  2. (statistiek) juistheid; het goeddeels ontbreken van een systematische fout in de meetgegevens.
    «The accuracy of this measurement can be guaranteed by its calibration, but its precision remains lousy.»
    De juistheid van deze meting kan op basis van de ijking ervan verzekerd worden, maar de nauwkeurigheid blijft een ramp.