absolvovala
- IPA: /apsɔlvɔvala/
- ab·sol·vo·va·la
absolvovala
- vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het (im)perfectieve werkwoord absolvovat
- onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het (im)perfectieve werkwoord absolvovat
- vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het (im)perfectieve werkwoord absolvovat
- onzijdig meervoud actief deelwoord van het (im)perfectieve werkwoord absolvovat