absolveerden
- ab·sol·veer·den
vervoeging van |
---|
absolveren |
absolveerden
- meervoud verleden tijd van absolveren
- Wij absolveerden.
- Jullie absolveerden.
- Zij absolveerden.
- Wij absolveerden.
- Het woord absolveerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.