abroquelarse
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abroquelarse |
abroquelaba |
abroquelado |
volledig |
abroquelarse
- a·bro·que·lar·se
- wederkerend
- (~ con) zich beschermen (met een schild)
- zich handhaven, standhouden, op zijn stuk blijven staan