Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ziet

Werkwoord

vervoeging van
aanzien

aanziet

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzien
    • ... dat jij aanziet. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzien
    • ... dat hij aanziet.