• aan·za·gen
vervoeging van
aanzien

aanzagen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanzien
    • ...dat wij aanzagen. 
    • ...dat jullie aanzagen. 
    • ...dat zij aanzagen. 
62 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be