aanvries
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·vries
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanvriezen |
aanvries
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvriezen
- ... dat ik aanvries.
Gangbaarheid
- Het woord aanvries staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.