aanperst
- aan·perst
vervoeging van |
---|
aanpersen |
aanperst
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpersen
- ... dat jij aanperst.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpersen
- ... dat hij aanperst.
- Het woord 'aanperst' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.