Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·klonk

Werkwoord

vervoeging van
aanklinken

aanklonk

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanklinken
    • ... dat ik aanklonk. 
    • ... dat jij aanklonk. 
    • ... dat hij, zij, het aanklonk. 

Gangbaarheid