Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·klinkt

Werkwoord

vervoeging van
aanklinken

aanklinkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanklinken
    • ... dat jij aanklinkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanklinken
    • ... dat hij aanklinkt. 

Gangbaarheid