Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·kleurt

Werkwoord

vervoeging van
aankleuren

aankleurt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleuren
    • ... dat jij aankleurt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleuren
    • ... dat hij aankleurt. 

Gangbaarheid