aankalkte
- aan·kalk·te
vervoeging van |
---|
aankalken |
aankalkte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aankalken
- ... dat ik aankalkte.
- ... dat jij aankalkte.
- ... dat hij, zij, het aankalkte.
- ... dat ik aankalkte.
- Het woord 'aankalkte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.