Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·gloeit

Werkwoord

vervoeging van
aangloeien

aangloeit

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangloeien
    • ... dat jij aangloeit. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangloeien
    • ... dat hij aangloeit. 

Gangbaarheid