Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·een·zit

Werkwoord

vervoeging van
aaneenzitten

aaneenzit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenzitten
    • ... dat ik aaneenzit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenzitten
    • ... dat jij aaneenzit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenzitten
    • ... dat hij aaneenzit. 

Gangbaarheid