aaneengrensden
- aan·een·grens·den
vervoeging van |
---|
aaneengrenzen |
aaneengrensden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aaneengrenzen
- ...dat wij aaneengrensden.
- ...dat jullie aaneengrensden.
- ...dat zij aaneengrensden.
- ...dat wij aaneengrensden.
- Het woord aaneengrensden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.