• IPA: /ˈaŋsthaːzn̩/, (duidelijk uitgesproken) /ˈaŋsthaːzən/
  • Angst·ha·sen

Angsthasen m, mv

  1. genitief, datief en accusatief enkelvoud van Angsthase
  2. nominatief, genitief, datief en accusatief meervoud van Angsthase