Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈaltˌnɔʁdɪʃə/
Woordafbreking
  • Alt·nor·di·sche

Zelfstandig naamwoord

Altnordische o

  1. alsmede bepaald lidwoord gebruikte nominatieve en accusatieve enkelvoudvorm van Altnordisch