Duits

Uitspraak
  • IPA: / ˈalaɐ̯mə /, / aˈlaʁmə /
Woordafbreking
  • Alar·me

Zelfstandig naamwoord

Alarme m, mv

  1. (verouderend) datief enkelvoud van Alarm
  2. nominatief, genitief en accusatief meervoud van Alarm