• IPA: \tsɯ.dzɯ.ke.ɾɯ\

続ける

  1. overgankelijk voortzetten, continueren, doorgaan
    «地震最中も彼は講義続けた。»
    Zelfs tijdens de aardbeving zette hij zijn lezing voort.
  1. 続く (onovergankelijk) voortzetten
  1. 受け続ける blijven ontvangen
  2. 見続ける staren naar
  3. 書き続ける verder schrijven
  4. 歩き続ける blijven stappen
  5. し続ける iets blijven doen
  6. 走り続ける blijven lopen
  7. 増え続ける blijven toenemen
  8. 居続ける in de buurt blijven
  9. 思い続ける over iets blijven denken
  10. 働き続ける blijven werken
  11. 保ち続ける houden
  12. 乗り続ける verder rijden