• IPA: \seɴ.ɕɯː\, [sẽ̞ɰ̃ɕɨᵝː]

先週

  1. afgelopen week
    «トムメアリー先週破局した。»
    Tom en Mary zijn vorige week uit elkaar gegaan.
  1. 来週 volgende week
  2. 先月 afgelopen maand