Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zee·paard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeepaard zeepaarden
verkleinwoord zeepaardje zeepaardjes

Zelfstandig naamwoord

het zeepaardo

  1. (roofdieren) (verouderd) bepaald soort zoogdier, Odobenus rosmarus  , een lange zeehond met twee sterke en naar beneden gerichte hoektanden
  2. (mythologie) (Grieks/Romeins) paard van de zeegod Neptunus
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be