vervoeging van de bedrijvende vorm van windsurfen
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
windsurfen
|
te windsurfen
|
toekomend
|
zullen windsurfen
|
te zullen windsurfen
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
hebben gewindsurfd gewindsurft
|
te hebben gewindsurfd gewindsurft
|
toekomend
|
gewindsurfd gewindsurft zullen hebben
|
gewindsurfd gewindsurft te zullen hebben
|
|
onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
gebiedende wijs |
aanvoegende wijs
|
|
windsurfend |
gewindsurfd gewindsurft |
ev. windsurf |
mv. verouderd windsurft |
windsurfe
|
aantonende wijs |
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij, ge |
hij, zij, het |
wij, we |
jullie |
zij, ze
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
windsurf |
windsurft |
windsurft |
windsurft |
windsurft |
windsurfen |
windsurfen |
windsurfen
|
verleden (o.v.t.) |
windsurfde windsurfte |
windsurfde windsurfte |
windsurfde windsurfte |
windsurfde windsurfte |
windsurfde windsurfte |
windsurfden windsurften |
windsurfden windsurften |
windsurfden windsurften
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal windsurfen |
zult/zal windsurfen |
zult/zal windsurfen |
zult windsurfen |
zal windsurfen |
zullen windsurfen |
zullen windsurfen |
zullen windsurfen
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou windsurfen |
zou windsurfen |
zou(dt) windsurfen |
zoudt windsurfen |
zou windsurfen |
zouden windsurfen |
zouden windsurfen |
zouden windsurfen
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
heb gewindsurfd gewindsurft |
hebt gewindsurfd gewindsurft |
hebt/heeft gewindsurfd gewindsurft |
hebt gewindsurfd gewindsurft |
heeft gewindsurfd gewindsurft |
hebben gewindsurfd gewindsurft |
hebben gewindsurfd gewindsurft |
hebben gewindsurfd gewindsurft
|
verleden (v.v.t.) |
had gewindsurfd gewindsurft |
had gewindsurfd gewindsurft |
had gewindsurfd gewindsurft |
hadt gewindsurfd gewindsurft |
had gewindsurfd gewindsurft |
hadden gewindsurfd gewindsurft |
hadden gewindsurfd gewindsurft |
hadden gewindsurfd gewindsurft
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal gewindsurfd gewindsurft hebben |
zal/zult gewindsurfd gewindsurft hebben |
zult/zal gewindsurfd gewindsurft hebben |
zult gewindsurfd gewindsurft hebben |
zal gewindsurfd gewindsurft hebben |
zullen gewindsurfd gewindsurft hebben |
zullen gewindsurfd gewindsurft hebben |
zullen gewindsurfd gewindsurft hebben
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou gewindsurfd gewindsurft hebben |
zou gewindsurfd gewindsurft hebben |
zou/zoudt gewindsurfd gewindsurft hebben |
zoudt gewindsurfd gewindsurft hebben |
zou gewindsurfd gewindsurft hebben |
zouden gewindsurfd gewindsurft hebben |
zouden gewindsurfd gewindsurft hebben |
zouden gewindsurfd gewindsurft hebben
|