Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wel·ge·aard
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen welgeaard welgeaarder welgeaardst
verbogen welgeaarde welgeaardere welgeaardste
partitief welgeaards welgeaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

welgeaard [1]

  1. van een persoon dat deze iets echt is
    • Ieder welgeaard kunstliefhebber droomt ervan The Rothko Chapel te bezoeken. Geen plek waar de kunstervaring intenser kan zijn. Nu ik er eindelijk middenin zit, kan ik beter meteen rechtuit zijn. Als u ooit in de buurt komt, moet u zeker voor de aardigheid gaan kijken. Maar wat een ontgoocheling, de verre reis is de kapel niet waard. [2] 
Synoniemen
Antoniemen


Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen