Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·zen·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wezenlijk wezenlijker wezenlijkst
verbogen wezenlijke wezenlijkere wezenlijkste
partitief wezenlijks wezenlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

wezenlijk [2]

  1. fundamenteel
    • Hier zien we toch wel een wezenlijk verschil. 
  2. echt bestaand
    • Het is gebleken dat dat dus wel degelijk een wezenlijk dier is. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen