waakhond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- waak·hond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van waak ww en hond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waakhond | waakhonden |
verkleinwoord | waakhondje | waakhondjes |
Zelfstandig naamwoord
de waakhond m
- een hond die het huis of een erf bewaakt
- Die waakhond schrikt de inbrekers altijd af.
- (figuurlijk) een instelling of persoon die iets bewaakt
Verwante begrippen
- [1] gezinshond
- [2] toezichthouder
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een hond die het huis of een erf bewaakt
Gangbaarheid
- Het woord waakhond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waakhond" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
waakhond
Veluws
Zelfstandig naamwoord
waakhond