Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waak

Werkwoord

vervoeging van
waken

waak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waken
    • Ik waak. 
  2. gebiedende wijs van waken
    • Waak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waken
    • Waak je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be