Nederlands

 
grauwe vliegenvanger (uit de onderfamilie muscicapinae)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • vlie·gen·van·gers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegenvangers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vliegenvangersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vliegenvanger
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) Muscicapidae   een grote familie van zangvogels uit de superfamilie Muscicapoidea  
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen


Gangbaarheid

Meer informatie