Nederlands

 
Zwartstaart
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • zwart·staart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartstaart zwartstaarten
verkleinwoord zwartstaartje zwartstaartjes

Zelfstandig naamwoord

de zwartstaartm

  1. dier met een zwarte staart
  2. ihb (zangvogels) Oenanthe melanura   een kleine zangvogel uit de familie van de vliegenvangers (muscicapidae). Op de IOC World Bird List   staat de vogel in hetzelfde geslacht als de tapuiten. Het is een algemeen voorkomende broedvogel in woestijngebieden van het noorden van Afrika en het Nabije Oosten  
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie