vleselijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vle·se·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord via Middelnederlands vleeschlijc bn / vleeschlike bw van Oudnederlands fleesklik, op te vatten als afgeleid van vlees zn met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-; beïnvloed van de Bijbel, bijvoorbeeld Romeinen 7:14 en 1 Korintiërs 3:3 [1] [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vleselijk | vleselijker | vleselijkst |
verbogen | vleselijke | vleselijkere | vleselijkste |
partitief | vleselijks | vleselijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vleselijk
- lichamelijk, en dan nog vooral seksueel
- ‘Ik kan alles weerstaan”, zei Oscar Wilde, „behalve verleiding.” Velen hebben daaraan toegevoegd dat de verleiding van een verboden vrucht onweerstaanbaarder is dan welke verlokking dan ook. Wat dat betreft heeft het christendom veel voor de mensheid betekend. Door zo ongeveer alles wat lekker is als zondig te bestempelen, heeft het intens bijgedragen aan de genietingen van de vleselijke lusten. [3]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vleselijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vleselijk" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ vleselijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Ilja Leonard Pfeijffer 26 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be