Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gees·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geestelijk geestelijker geestelijkst
verbogen geestelijke geestelijkere geestelijkste
partitief geestelijks geestelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

geestelijk

  1. betrekking hebbend op de geest, de psyche
    • De pasgeboren baby was geestelijk gezond. 
     Ik had gehoord dat de trail geestelijk veel zwaarder zou zijn dan lichamelijk. Vooraf kon ik me hier niks bij voorstellen maar nu werd het me langzaam duidelijk.[2]
  2. betrekking hebbend op godsdienst
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

Geestelijk en lichamelijk.

  • Met betrekking tot de geest en het lichaam.
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be