Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·job
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiejob vakantiejobs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vakantiejobm

  1. een tijdelijk baantje van een scholier of student in de (zomer)vakantie of andere vrije tijd
    • Leerlingen die zich inschrijven voor het specialisatiejaar Product- en Procesassistent Voeding in Ter Groene Poorte in Brugge, weten nu al dat ze in de zomer van 2019 geen vakantiejob zullen moeten zoeken. Want wie slaagt, krijgt behalve een diploma ook een arbeidscontract van minstens zes maanden. Bovendien kunnen ze dat bedrijf zelf uitkiezen op een jobbeurs in het begin van het schooljaar.[1] 
    • „Of je nu werkt voor een vakantie, een mobieltje of om te sparen: een vakantiejob moet leuk én veilig zijn”, maande Eski vorige week bij de lancering van het CNV-meldpunt. „Een vakantiejob is voor veel jongeren het eerste stapje op de arbeidsmarkt. Dan kun je nog niet verwachten dat ze al weten wat wel en niet mag.”[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Standaard WOENSDAG 7 MAART 2018 Geslaagde studenten krijgen arbeidscontract
  2. de Telegraaf Jongere weinig ’werkwijs’ Jongere weinig ’werkwijs’
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be