Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiewerk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vakantiewerko

  1. werk wat scholieren of studenten doen tijdens de vakantie
    • Veel studenten doen vakantiewerk om met het verdiende geld een reis te kunnen maken. 

Meer informatie

Gangbaarheid