uitplanten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitplanten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·plan·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en planten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitplanten |
plantte uit |
uitgeplant |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
uitplanten
- overgankelijk (tuinieren) zaailingen in vollere grond planten
- Hij had zijn viooltjes uitgeplant en water gegeven.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord uitplanten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.