Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straat·bij·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord straatbijbel straatbijbels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de straatbijbelm

  1. de mores van de straat
     De ontslagen directeur nam zijn vakantie in een toeristenval en vertrok zo weg van de heibel en hij had spijt geleefd te hebben volgens zijn simpele straatbijbel[1]
  2. bijbel geschreven in straattaal
     De Wolf werkte jarenlang als jongerenwerker in de Rotterdamse Millinxbuurt, een achterstandsbuurt op Zuid. Het idee voor de straatbijbel kwam via een particulier overwaaien vanuit Engeland.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Gedicht met 15 nieuwe Van Dale-woorden” (Woensdag 17 oktober 2012, 20:24), NOS
  2.   Weblink bron “Bijbel in straattaal op de markt: Je weet toch” (08-11-2011), Tubantia