overweg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·weg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van over bw en weg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overweg | overwegen |
verkleinwoord | overweggetje overwegje |
overweggetjes overwegjes |
Zelfstandig naamwoord
óverweg m
- een kruising van een weg met een spoorbaan.
- De overweg was gesloten omdat er een lange goederentrein aankwam.
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een kruising van een weg met een spoorbaan
Bijwoord
overwég
- ~ kunnen met: goed kunnen opschieten met iemand.
- Nadien konden zij een stuk beter met elkaar overweg.
- ▸ Er was vaak een gitarist, die niet echt goed was, maar prima overweg kon met de basisakkoorden voor Bobs ‘Blowing in the Wind’.[1]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord overweg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overweg" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be