Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·roer·kraai·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oproerkraaier oproerkraaiers
verkleinwoord oproerkraaiertje oproerkraaiertjes

Zelfstandig naamwoord

de oproerkraaierm

  1. (politiek) iemand die op luidruchtige wijze aangeeft dat hij het ergens niet mee eens is
    • Na zijn makke tweet zei Trump later op de dag dat de ‘haat en de verdeeldheid hier en nu moeten stoppen.’ De president veroordeelde daarna het geweld ‘dat van vele kanten komt’. Hij weigerde nog altijd uitdrukkelijk te benoemen dat de oproerkraaiers blanke nationalisten, neonazi’s en aanhangers van de Ku Klux Klan waren, die met antisemitische slogans en met de controversiële confederale vlag doorheen de straten van Charlottesville waren opgetrokken. [2] 
    • Een kleine jonge vrouw heeft in Brazilië met succes een einde gemaakt aan een straatgevecht door één van de gespierde oproerkraaiers in bedwang te houden met een extreme dijklem. Een YouTube-filmpje van het opmerkelijke incident gaat inmiddels de hele wereld over. Internationale media spreken van 'the girl with thunder thighs' (het meisje met de bliksemdijen). [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard MAANDAG 14 AUGUSTUS 2017
  3. Tubantia Tom Tates 28 aug. 2015
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be