ontslapen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·sla·pen
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van slapen met het voorvoegsel ont-, in de betekenis van ‘sterven’ aangetroffen vanaf 1637 [1] [2] [3]
- [2] vervoeging van ontslapen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontslapen |
ontsliep |
ontslapen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
ontslapen
- onovergankelijk (formeel) (eufemisme) sterven
- voltooid deelwoord van ontslapen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. zie: sterven
Gangbaarheid
- Het woord ontslapen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontslapen" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ontslapen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "ontslapen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be