novitiaat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- no·vi·ti·aat
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | novitiaat | novitiaten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het novitiaat o
- de tijd dat men nog niet officieel als lid tot een organisatie is toegelaten
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "novitiaat" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be