Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·groe·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ontgroening ontgroeningen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ontgroeningv

  1. rituele toelating tot een studentencorps of vergelijkbare groep, waarbij nieuwe leden een soort beproeving moeten ondergaan
  2. (demografie) teruglopend aandeel van kinderen en jongeren in de totale bevolking
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen