Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • laat·tij·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van laat en tijd met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen laattijdig laattijdiger laattijdigst
verbogen laattijdige laattijdigere laattijdigste
partitief laattijdigs laattijdigers -

Bijvoeglijk naamwoord

laattijdig

  1. iets wat te laat of niet op tijd gebeurt
    • De jongen is altijd laattijdig maar daar gaat zijn leraar nu wat aandoen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be