Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kopen
/ˈkopə(n)/
kocht
/kɔxt/
gekocht
/ɣəˈkɔxt/
zwak -cht volledig

Werkwoord

kopen

  1. overgankelijk, (handel) in ruil voor geld iets in bezit krijgen
     Ik ben eigenlijk loodgieter en heb al mijn gereedschap en mijn bestelbus verkocht, waarvan ik deze twee paarden heb gekocht voor 2500 dollar per stuk.[4]
     Ik kocht twee zakken chips, een sixpack bier en een bear canister die verplicht was in het gebied waar ik de komende vier weken doorheen zou lopen.[4]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Er niets voor kopen
Er niets mee opschieten, er niets aan hebben
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de kopenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koop

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oudnederlands Woordenboek
  3. kopen op website: Etymologiebank.nl
  4. 4,0 4,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Achterhoeks

Werkwoord

kopen

  1. kopen


Nedersaksisch

Werkwoord

kopen

  1. kopen
Schrijfwijzen


Oost-Fries

Werkwoord

kopen

  1. kopen
Schrijfwijzen


Veluws

Werkwoord

kopen

  1. kopen