kroegbaas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kroeg·baas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kroeg en baas
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kroegbaas | kroegbazen |
verkleinwoord | kroegbaasje | kroegbaasjes |
Zelfstandig naamwoord
de kroegbaas m
- (beroep), (horeca) iemand die een kroeg bedrijft
- ▸ De kroegbaas had vandaag overleg met burgemeester Hans Beenakker van Tiel.[1]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kroegbaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kroegbaas" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ “Tielse cafébaas schrapt taaleis na beschuldigingen van discriminatie” (7 mei 2018), RTL Nieuws
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be