Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kant·kleu·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van kant en kleur met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen kantkleurig
verbogen kantkleurige

Bijvoeglijk naamwoord

kantkleurig

  1. (kleur) de kleur kantkleurig hebbend
    • Hij rijdt in een kantkleurige auto. 
Synoniemen


Gangbaarheid