• in·bruin
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen inbruin - -
verbogen inbruine - -

inbruin

  1. heel bruin
    • De hoofdman, een forsche, breedgeschouderde kerel, met inbruin, tanig gelaat, omlijst door gitzwarte, volle baard, spreekt Duitsch; hij vertelt, dat hij Hongaar is. [1]

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inbruin.