Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dui·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duiver duivers
verkleinwoord duivertje duivertjes

Zelfstandig naamwoord

de duiverm

  1. (dierkunde) mannetje van de duif, Columbidae  
Synoniemen
Verwante begrippen
termen uit de ornithologie:

Gangbaarheid

21 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen