Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /duːvjɛr̝̊ɪviː/


Woordafbreking
  • dů·vě·ři·vý
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het zelfstandig naamwoord důvěra met het achtervoegsel -ivý

Bijvoeglijk naamwoord

důvěřivý

  1. goedgelovig, lichtgelovig
  2. vertrouwend
Verbuiging


Vervoeging
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen


Verwijzingen