Nederlands

 
blusslang
Uitspraak
Woordafbreking
  • blus·slang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blusslang blusslangen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de blusslangv / m

  1. buigzame buis waardoor het water stroomt dat de brandweer gebruikt bij het doven van een brand
     Brandweer Twente experimenteert met een nieuw soort blusslang, die flexibeler is en daardoor makkelijker inzetbaar. Zondagnacht werd de slang voor het eerst gebruikt bij een brand in Almelo.[1]
     Politieagenten uit Californië hebben dinsdagmorgen twee autoruiten moeten breken om hun blusslang door een auto te hijsen. De wagen stond geparkeerd voor een brandkraan, waardoor de brandweer niet gemakkelijk de snelste weg naar de brand konden afleggen. Daarom werd gekozen voor dit alternatief.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Leo van Raaij
    “Twente heeft nieuwe brandweerslang: genoeg water en toch flexibel” (04-09-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron “Brandweer hijst slang door verkeerd geparkeerde auto” (27 feb. 2019), De Telegraaf