billet
Engels
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- [A] via Middelengels bylet en Anglo-Normandisch billette of Middelfrans billette van Oudfrans bullette als verkleinwoord van bulle bul dat teruggaat op Latijn bulla
- [B] via Middelengels billet van Oudfrans billette als verkleinwoord van bille "stam, houtblok"
enkelvoud | meervoud |
---|---|
billet | billets |
Zelfstandig naamwoord
[A] billet
- (communicatie) kort briefje
- (militair) inkwartieringsbevel
- (metonymisch) kwartier, onderdak, tijdelijke verblijfplaats
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to billet |
he/she/it | billets |
verleden tijd | billeted billetted |
voltooid deelwoord |
billeted billetted |
onvoltooid deelwoord |
billeting |
gebiedende wijs | billet |
Werkwoord
[A] billet
enkelvoud | meervoud |
---|---|
billet | billets |
Zelfstandig naamwoord
[B] billet
- houtblok (vooral gebruikt voor brandhout)
- (metallurgie) baar of staaf van ruw metaal
- (heraldiek) blokje (verticaal rechthoekje op een wapenschild)
Gangbaarheid
- In onderzoek van 2014-2018 door het Centrum voor Leesonderzoek werd "billet" herkend door:
73 % | van de Amerikanen; |
89 % | van de Britten.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- van Oudfrans billette, variant van bullette als verkleinwoord van bulle bul dat teruggaat op Latijn bulla
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
billet | le billet | billets | les billets |
Zelfstandig naamwoord
billet m
- (communicatie) kort briefje
- biljet
- (financieel) bankbiljet; ook: ander geldswaardig papier zoals promesse of wissel
- kaartje, plaatsbewijs
- attest, certificaat
- (internet) blogpost, artikel op een forum