bestuur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·stuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bestuur | besturen |
verkleinwoord | bestuurtje | bestuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
het bestuur o
- (bedrijfskunde) manier waarop een organisatie wordt geleid
- Het bestuur van onze vereniging is van zeer goede kwaliteit.
- groep van mensen die de leiding van een organisatie heeft
- Het bestuur had 7 leden.
Verwante begrippen
- administratie, beheer, bewind, directie, heerschappij, management, regering
- bedrijfsleiding, directoraat, leiding, top, toplaag, besturen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. de leiding van een organisatie, de verzameling managers
Werkwoord
vervoeging van |
---|
besturen |
bestuur
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besturen
- Ik bestuur.
- gebiedende wijs van besturen
- Bestuur!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besturen
- Bestuur je?
Gangbaarheid
- Het woord bestuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bestuur" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ bestuur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be