Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vals·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalsspel aanvalsspellen
aanvalsspelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het aanvalsspelo

  1. (sport) manier waarop sporter of sportploeg in de aanval is
     Na rust had De Jong meer aandeel in het aanvalsspel: zo gaf hij een subtiel passje op Ferrán Torres, wiens voorzet vervolgens door een Mallorca-verdediger tegen de eigen paal werd gegleden.[1]
     Maar Rybakina had dikwijls een antwoord op die offensieve tactiek. Rus slaagde er bovendien niet in haar aanvalsspel vast te houden (het aantal onnodige fouten nam toe) en kon niet op tegen de souplesse van de kwartfinaliste van 2021.[2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Barcelona kan toch nog winnen in Camp Nou, Depay beloont vertrouwen met treffer” (ZO 1 MEI 2022), NOS
  2.   Weblink bron “Regenval verstoort comeback Rus op Roland Garros; dinsdag het restant” (23 mei 2022), NOS